Onze oude molen, is thans in gebruik als zorgatelier en werkplaats voor mensen met een beperking.
De oude molen wordt gehuurd door Sinie Brakhuis met haar bedrijf Special People Art.
in 1909 gebouwd als 2 e handse molen afkomstig uit Dwingelo, bedoeld om graan mee te malen, voor zowel humane als dierlijke voeding.
Midden jaren 50 is de molen gedeeltelijk ontmanteld, ingekort en is er een ombouw omheen gezet
Tot 1996 was een gedeelte in gebruik als kantoor en de rest als opslagruimte.
Van 2005 tot 2008 is de molen in gebruik geweest als atelier / winkel de Molnbelt.
waarna Sinie in oktober 2008 met haar Special People Art haar intrek in de molen heeft genomen.
Onderstaand vindt u een fragment uit Jaarboek Twente 1970
Herinnering aan de molenbouw (1909) van de windmolen
van de Aast te Langeveen.
Herinnering aan de molenbouw (1909) van de windmolen
van de Aast te Langeveen.
Fragmenten uit jaarboek Twente 1970.
Auteur H. van Housselt zoon van molenbouwer Rudolph van Housselt molenbouwer te Coevorden.
Klapper-de-klap, de wieken in ’t rond
Rustloos gedreven, stonde aan stond,
’t klinkt zo harmonisch, de rhytmische gang,
’t is dodenmuziek, dit korengezang.
Bakker van de Aast van Langeveen betrok zijn meel, hoofdzakelijk van rogge gemalen, van de kleine korenmolen ter plaatse. Deze molen, zonder stelling, had vermoedelijk slechts een paar stenen. Zo kon het gebeuren, - als de molenaar veel werk had of ook als er geen wind was – dat de bakker menigmaal grote meelzorgen had. Dat een molen zonder wind niet malen kan zegt ook al de spreuk aan de molen in ootmarsum: “Bij storm en wind, is God mijn Vrind.
Ontevreden over deze gang van zaken informeerde de bakker eens bij de molenaar of hij niet genegen was, één motor in de molen te plaatsen, zodat hij niet meer van de wind afhankelijk zou zijn, maar de molenaar voelde daar helemaal niets voor. Het gevolg was, dat de bakker toen zelf maar een molen liet bouwen.
In die tijd was roggemeel nog onontbeerlijk voor ’t hoofdvoedsel roggebrood; Kolenbrander van Tubbergen heb ik het eens zo mooi horen zeggen: “In ’t Twentse vaandel staat brood en pap!” Daaruit is tevens verklaard, hoe twee molens zo dicht bij elkaar in een buurtschap als Langeveen bestaansmogelijkheid konden hebben.
Bakker van der Aast trad in overleg met vader en het gevolg was, dat in Dwingeloo (Dr.) een nog goede molen werd gekocht, oorspronkelijk afkomstig ergens uit Groningen, waar hij als houtzaagmolen dienst had gedaan. Het was nu de taak van mijn vader, de molen in Dwingeloo af te breken, hem naar Langeveen te vervoeren en hem daar weer op te bouwen en bedrijfsklaar af te leveren. Met de afbraak waren al enige weken gemoeid. Al het materiaal moest zodanig gerangschikt worden dat bij de wederopbouw alles als het ware voor het grijpen lag. Het vervoer leverde wel de grootste problemen op. Want van Dwingeloo naar Langeveen was in die tijd geen peuleschilletje, waarbij de lengte en de zwaarte der onderdelen een geducht woordje meespraken, Bij de bouw van de molen in Erica was in 1897 al gebruik gemaakt van vervoer te water, zodat vader natuurlijk die mogelijkheid het eerst overwoog. Naar en van het schip moest het vervoer dan per wagen plaats hebben. Het dichtst bij zijnde vaarwater was de Drentse Hoofdvaart. Daarop werden de lange delen, zoals achtkantsstijlen en roeden, tot een vlot samengebonden, drijvende vervoerd. De andere stukken werden op een schuit geladen. Daar Langeveen niet aan het vaarwater ligt, moest in Bergentheim overgeladen worden, waar de Van Royenswijk het eindpunt van het watervervoer was. Vandaar naar het eindpunt was nog een afstand van
Allereerst moest in Langeveen met het grondwerk worden begonnen. Voor de fundering moest tot op de grond worden gegraven; daarna kon het metselwerk beginnen. Intussen was de molenmaker met zijn knechts al begonnen met onder- en boventafel-element, binten en vlakke velden in elkaar te zetten. Toen de metselaars met hun werk gereed waren, kon de opbouw van de molen volgens de regels der molenbouwkunst beginnen, te beginnen met het ondertafel-element, dan de binten, de velden en eindelijk het boventafel-element. Voor het richten werd een richtmast geplaatst met bovenop een vierkante beuken plaat, waarin op de hoeken gaten waren geboord voor het vastknopen van de tuien. Voor het ophalen der onderdelen werd gebruik gemaakt van een lier, of, zoals in die tijd veel gebruikelijk was , van een zelfgemaakt apparaat. Aan weerszijden der uitstekende bomen liep een man, soms meer, te duwen, zodat een draaiende beweging ontstond. Om het ronde gedeelte werden twee slagen van de touwkabel gelegd. Deze touwkabel werd onder het hijsen door een man slagswijze netjes in een gereedstaande ton gelegd; om beschadiging van de kabels- en dus bedrijfsongevallen – te voorkomen, werden die met de grootst mogelijke zorg omgeven. De kabel liep door een twee- en een drie-schijvige katrol, waarmee de las werd gehesen.
Bij het ophalen van het boventafel-element deed zich een moeilijkheid voor: het wilde niet zakken op de pennen der hoekstijlen. Vader klom naar boven met een zwaar stuk hout, waarmee hij met veel moeite het geval op zijn plaats stampte. Voorwaar geen ongevaarlijk karwei.
Op zeker dag meldde zich een timmerman uit Haaksbergen om werk. Nadat vader even met hem had gesproken, waren ze het al eens geworden: Toon kon direct wel beginnen. Maat hij moest eerst weer naar huis om zijn gereedschap te halen, zodat het de volgende morgen werd, voordat hij aan de slag koon gaan. Nadat hij zich dan gemeld had, ging hij naar binnen om zich voor de arbeid te kleden. Het was in die tijd in zo’n geval de gewoonte, dat de werklieden als regel bij de molenaar in de kost waren. Vader stond buiten met de molenaar te praten en toen Toon naar binnen was, ging vader zijn gereedschap een bekijken, dat Toon buiten neergelegd had. Vader wilde zich wel eens vergewissen of Toon linkshandig dan wel bekwaam was. Het gereedschap kon vaders goedkeuring wegdragen en Toon bleek dan ook een voortreffelijk timmerman te zijn. Wanneer precies met de bouw van de Langeveense molen is begonnen is mij, helaas, ontgaan. Wel weet ik, dat op 30 april 1909 het werk in volle gang was. Opeens beginnen in wijde omtrek de klokken te luiden: prinses Juliana was geboren ! ’t Was feest in Nederland, ook bij de molenbouwers. In die tijd gaf het nog geen snipperdag, maar daarom sprak het nog wel vanzelf dat onmiddellijk het werk gestaakt werd. Ik geloof niet dat bij die molen beschuit-met-muisjes werd gegeten, maar Oranjebitter was er in ruime mate voorhanden, zoals de heer Van der Aast mij in 1936 verzekerde. Uit dat jaar dateert ook de foto, die al van groot verval van de molen getuigt. Want door de vooruitgang der techniek met kollergang en dergelijke werd de molen verwaarloosd.
Auteur H. van Housselt zoon van de molenbouwer Rudolph van Housselt.